Borrelpraat

bier en bitterballen

Foto: Bas Boerman

Ik schoot van de week uit mijn slof op twitter. Voor mijn doen dan. Ik probeer op twitter altijd bij te dragen aan een inhoudelijke discussie. Zoveel mogelijk gebaseerd op de feiten en betrouwbare bronnen. Van de week kon ik dat even niet opbrengen. Kort nadat ik inhoudelijk had gereageerd op een column van Martin Sommer over wind- en zonne-energie en in reactie op een artikel in het Financieele Dagblad had nagezocht hoe de minister de Tweede Kamer informeerde over het budget voor de nieuwe SDE++ regeling, zag ik op twitter een stuk van Jan van Erp uit dagblad Trouw. Het stuk leek over kernenergie  te gaan, maar was voor bijna de helft een klaagzang over duurzame energie. Gebaseerd op misvattingen die al  vaak weerlegd zijn. Ik was moe na een dag hard werken en teleurgesteld deze onzin in Trouw te lezen. Ik kon het even niet opbrengen om inhoudelijk op al die onzin te reageren. Dus twitterde ik:

tweet over artikel Jan van Erp

Ik kreeg verschillende vragen waarom ik het borrelpraat noemde en het verwijt dat ik dat zou zeggen omdat de boodschap me ‘onwelvallig’ (sic) zou zijn. Het is niet mijn stijl om zomaar wat te roepen. Ik heb dus nog maar eens diep adem gehaald om deze blog schrijven en te onderbouwen waarom ik het borrelpraat noemde wat Van Erp schreef over duurzame energie. Hieronder ga ik puntsgewijs in op een aantal uitspraken uit het stuk van Van Erp. Zijn uitspraak heb ik in cursief weergegeven.

Van Erp suggereert ten onrechte dat elektriciteit alleen uit wind op land en aardgas zal komen

‘Om de uitstoot van CO2 te verlagen wil Nederland het gebruik van steenkolen en aardgas op korte termijn sterk verminderen en vervangen door energie uit wind en zon. […] Omdat de windsnelheid varieert, produceren windturbines op land per jaar slechts 20 procent van wat zou kunnen bij voortdurend optimale windsnelheid. De aanvulling komt van energie van gascentrales.’

Van Erp lijkt hier te suggereren dat Nederland van plan is om elektriciteit uit steenkool en aardgas alleen te vervangen door windenergie op land en dat de rest uit gascentrales moet komen. Dat is niet het geval. Volgens de Klimaat- en Energieverkenning 2019 komt in 2030 met de huidige plannen naar schatting 35% van de Nederlandse elektriciteitsproductie uit windenergie op zee, 18% uit zonne-energie, 13% uit windenergie op land en 25% uit aardgas. Het is dus niet zo dat aardgascentrales alles moeten aanvullen wat niet uit windturbines op land komt. Gascentrales zullen vooral nodig zijn als het niet waait op land en op zee en tegelijkertijd de zon niet schijnt. Een cruciale rol, maar in op jaarbasis in 2030 volgens de Klimaat- en Energieverkenning maar ca. 25% van de totale elektriciteitsproductie.

 Van Erp gaat ten onrechte uit van een capaciteitsfactor van 20% voor windenergie

De bestaande windparken op land haalden tussen 2014 en 2018 volgens het CBS gemiddeld een capaciteitsfactor van 23%. Voor nieuwe windparken op land ligt de capaciteitsfactor fors hoger (35-40%) doordat moderne windturbines een stuk hoger en groter zijn.

Voor de totale elektriciteitsproductie is windenergie op zee het belangrijkste. Windenergie op zee zal namelijk de grootste bijdrage leveren aan de elektriciteitsproductie. De huidige windparken op zee in Nederland halen volgens het CBS een capaciteitsfactor van circa 40%. Deze windparken zijn gebouwd met de vorige generatie windturbines. Nieuwe windparken in de Noordzee halen een capaciteitsfactor in de orde van 45-50%. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de Klimaat- en Energieverkenning 2019, het persbericht van de bouwers van windpark op zee Borssele 3&4 (47% volgens de gegevens in het persbericht) en van marktleider Ørsted die het windpark Borssele 1+2 bouwt (48% voor portfolio van nieuwe Europese windparken op zee). Het blijkt ook uit de recente ervaringen in Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.

Van Erp suggereert ten onrechte dat de CO2-winst van windenergie teniet wordt gedaan door lager rendement van gascentrales

‘Die [gascentrales] verliezen weer 20 procent aan thermisch rendement wegens de snel variërende belasting. Het gevolg is dat windturbines op land weinig vermindering van de CO2-uitstoot opleveren.’

Deze uitspraak van Van Erp gaf me het gevoel dat ik met een tijdmachine 10 jaar terug in de tijd gegaan was. In antwoord op Kamervragen van de PVV in 2010 en 2011 en van de VVD in 2012 werd al uitgebreid uitgelegd dat dit verhaal een broodje aap (mijn woorden) is. Zie ook deze blog van Bart Ummels en Jan Paul van Soest uit 2012. Ummels promoveerde in 2009 op dit onderwerp.

 Van Erp denkt ten onrechte dat windturbines op zee een korte levensduur hebben

‘Windturbines op zee zijn blootgesteld aan een zeer corrosieve omgeving. Hun onderhoud is kostbaar en hun levensduur zal kort zijn.’

Nog een dooddoener uit de oude doos. Natuurlijk zijn de omstandigheden op zee heftig. Voorwerpen van staal roesten daar snel als je geen maatregelen neemt. Bij het ontwerp van windturbines op zee wordt daar natuurlijk rekening mee gehouden, net als bijvoorbeeld bij schepen en offshore olie- en gasplatforms. Zie hier een beschrijving door adviesbureau DNV GL hoe windparken op zee beschermd worden tegen corrosie.

Het eerste windpark op zee draaide 25 jaar uitstekend

Het eerste windpark op zee ter wereld werd gebouwd in 1991 in Denemarken. Het windpark ‘Vindeby’ heeft 25 jaar uitstekend gefunctioneerd en is in 2017 ontmanteld. De afgelopen jaren heeft windenergie op zee zich sterk ontwikkeld in met name het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Windparken op zee vergen grote investeringen die door de investeerders alleen terugverdiend worden als de windturbines stroom blijven leveren want ze krijgen betaald per geleverde kilowattuur elektriciteit. Het is daarom in hun eigen belang dat ze een goede inschatting maken van de levensduur en onderhoudskosten.

De stroomproductie van windparken op zee blijft op peil als ze ouder worden

In een vorige blog ging zette ik de stroomproductie van Deense windparken op zee op een rij. Conclusie: de stroomproductie daarvan blijft mooi op peil, ook als ze ouder worden.

Van Erp suggereert ten onrechte dat er voor de productie van windturbines veel fossiele brandstof nodig is

‘Dat betekent dat zij [de windturbines op zee] vaak moeten worden vervangen, waarvoor veel fossiele brandstof nodig is.’

In discussies over windenergie komt regelmatig de vraag naar voren hoeveel CO2 er wel niet uitgestoten wordt bij de productie van windmolens. Er is inderdaad flink wat staal nodig voor een moderne windturbine. En bij de productie van staal wordt fossiele brandstof gebruikt. De relevante vraag is natuurlijk hoe dat gebruik van fossiele brandstof en de bijbehorende CO2-uitstoot zich verhoudt tot de CO2-reductie door de windturbines gedurende hun operationele levensduur. Over de hele levenscyclus van een windturbine wordt er per geproduceerde kilowattuur (kWh) elektriciteit circa 10 gram CO2 uitgestoten. Dat is veel lager dan voor kolenstroom (ca. 1000 gram CO2/kWh) of elektriciteit uit aardgas (ca. 450 gram CO2/kWh). Over de hele levenscyclus gerekend is de CO2-uitstoot van stroom uit een windturbine dus ongeveer 100 keer lager dan van stroom uit een kolencentrale. Zie voor meer informatie en referenties deze blog.

Van Erp lijkt te vergeten dat warmtepompen vooral omgevingswarmte gebruiken

‘Woningverwarming zal worden omgeschakeld van aardgas naar warmtepompen die met elektriciteit worden gevoed. Deze extra elektrische energie zal moeten komen van duurzame bronnen, aangevuld door gascentrales. In feite wordt dan het effectieve gebruik van aardgas voor woningverwarming vervangen door het minder-effectieve gebruik in gascentrales’

Met de huidige plannen komt in 2030 naar verwachting tweederde van de Nederlandse elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen. Het is dus niet correct om te stellen dat warmtepompen volledig zullen draaien op gascentrales. Vooral niet omdat in het Klimaatakkoord is afgesproken dat de productie van hernieuwbare elektriciteit zal worden verhoogd als de elektriciteitsvraag stijgt. Daarnaast lijkt Van Erp over het hoofd te zien dat warmtepompen zeer efficiënt met elektriciteit omgaan omdat ze warmte uit de omgeving gebruiken.

De sommetjes van Van Erp lopen flink achter wat betreft de stand der techniek

‘Een enkele kerncentrale van 1600 megawatt produceert net zoveel elektrische energie als ongeveer tweeduizend windturbines van 4 megawatt op land en als ongeveer twaalfhonderd windturbines van 4 megawatt op zee. Nederland zou met acht kerncentrales van 1600 megawatt de gehele elektriciteitsproductie CO2-vrij kunnen maken.’

Van Erp rekent hier met windturbines op zee van 4 megawatt per stuk. Hij lijkt gemist te hebben hoe snel de ontwikkelingen op dit gebied gaan. Windpark op zee Borssele 1+2 wordt gebouwd met windturbines van 8 MW. Windpark op zee Borssele 3&4 krijgt windturbines van 9,5 MW en windpark Hollandse Kust Zuid windturbines van 11 MW. En op de Maasvlakte draait inmiddels het prototype van de eerste offshore windturbine van 12 MW. In het sommetje rekent Van Erp met een capaciteitsfactor van 30% voor windenergie op zee. Zoals we hierboven zagen moet dat voor nieuwe windparken op de Noordzee 45-50% zijn. De sommetjes van Van Erp lopen dus flink achter waar het gaat om windturbines.

Borrelpraat

‘Kortom, het huidige energiebeleid zal weinig of geen vermindering opleveren van de uitstoot van CO2, leiden tot kapitaalvernietiging, de betrouwbaarheid van het elektriciteitsnet sterk verlagen en de kosten van elektrische energie aanzienlijk verhogen. Dat betekent ook grote schade voor de Nederlandse economie.’

Dat is de conclusie die Van Erp trekt op basis van de argumenten die ik hierboven besprak. Aan het eind van het stuk suggereert hij vervolgens ook nog dat onze kinderen hierdoor in de toekomst kou zullen lijden en in het donker zitten. Ik denk dat u inmiddels wel begrijpt waarom ik mijn oordeel daarover in een woord samenvatte als borrelpraat.

Tot slot

Van Erp wilde een stuk schrijven over de rol die kernenergie zou kunnen spelen bij de reductie van de CO2-uitstoot. Dat is wat mij betreft een zinnige discussie gezien de ernst van het klimaatprobleem. Het stuk ontspoorde echter doordat meer dan de helft van het stuk opging aan borrelpraat over vermeende nadelen van duurzame energie.